Het is woensdagochtend wanneer ik onder het genot van een kopje koffie mijn Facebook open en geconfronteerd word met een persbericht van de gemeente waarin ik geboren ben. Er wordt een tijdelijke crisisopvang voor vluchtelingen geopend in het sportcentrum van de stad, namelijk voor 72 uur. ‘Wat goed!’ denk ik en ik klik op de vele reacties om te zien wat de buurt ervan vindt. De tranen springen spontaan in mijn ogen en mijn maag draait om bij het lezen van de haatdragende teksten die eronder geplaatst zijn. Ik word geconfronteerd met de angsten van de buurtbewoners die ervan overtuigd zijn dat de gemeente IS strijders binnen haalt; verkrachters en moordlustige barbaren. Emotioneel en gevoelig als ik ben, voel ik direct de drang opkomen om mij in te zetten voor de vluchtelingen. De drang om mijn steun te betuigen, om het tegendeel te bewijzen en om de ‘realiteit’ te ervaren. Want ookal vertik ik het om van het slechte van de mens uit te gaan en zullen incidenten voor mij nooit bepalend zijn voor een volledige bevolkingsgroep, ik had de angstzaaiende mediaberichten ook voorbij zien komen en begon me ondertussen wel af te vragen wat nou realiteit en wat nou stemmingmakerij is.
Diezelfde middag rijd ik naar de gemeente om me met mijn moeder aan te melden als vrijwilliger…
Zaterdag zouden wij dan beiden onze hulp inzetten op de opvang. Voor vier uurtjes mochten wij de slachtoffers ondersteunen, zowel emotioneel als in materie. Samen met mijn moeder rijd ik met gezonde spanning richting de sporthal. We komen aan op de parkeerplek en zien de hekken al om het pleintje staan. Er staan twee bewakers bij de ingang van het hek en twee bij de ingang van het pand. Verder zien we een springkussen met spelende kinderen, een vrouw die uithuilt bij een tolk en een groepje mannen dat op de grond sigaretten zit te rollen. Eenmaal binnen proeven we een gemoedelijke sfeer in de kantine. Het beeld van 85% mannen dat de media schetst wordt direct ontkracht, ik zie evenveel mannen, als vrouwen, als kinderen. Ze zitten in groepjes met elkaar koffie te drinken of in een hoekje aan de telefoon. Ik kan spieken in de slaapzaal en zie wat mensen op hun bedje rusten en wat kinderen op de grond in een kring tekenen.
De groep vrijwilligers is compleet en we worden in gedeeld in de functies. Zo word ik bij het weggeven van de ingezamelde kleding geplaatst en krijgt mijn moeder de kans om de mensen van koffie te voorzien en een praatje te maken. We krijgen een algemene toelichting en worden naar onze werkplek begeleid. De kleding wordt uitgedeeld op de drie squashbanen, onderverdeeld in mannen, vrouwen en kinderen. Het liefst had ik alle kindjes van nieuwe kleertjes voorzien maar doordat ik mijn voorkeur niet door wil drukken, beland ik bij de mannen. Ik betrap mezelf erop dat ik, ondanks dat ik deze angsten absoluut niet onderken, onbewust toch een beetje beïnvloed ben geraakt door de media en me ergens wel zorgen maak of ik wel op een veilige plek sta. Want, als ze echt zo oversekst en agressief zijn als de media doet voordoen, dan sta ik hier wel in het hol van de leeuw. Ik baal van mijn eigen gedachten maar kan tegelijkertijd wel lachen om mijn eigen op-de-media-gebaseerde-angsten. Ook ik ben hier dus kennelijk niet ongevoelig voor maar ik weet dat bewustwording de eerste stap is dus ik begroet mijn bezoekers met een relaxte, open houding en brede lach. Een aantal mannen per keer mogen naar binnen om kleding uit te zoeken. Kleding dat door de buurtbewoners binnen is gebracht. Ontzettend veel kleding. Er wordt mij verteld dat alle bewoners de vorige dag al de mogelijkheid gehad hadden om iets uit te zoeken maar dat doordat de toestroom van tweehands kleding door bleef gaan, zij vandaag meerdere dingen uit mochten zoeken om mee te nemen op hun reis. Er blijven constant tassen binnen komen dus we hebben veel werk aan het sorteren van de spullen en het gelijkmatig verdelen over de mensen. De eerste mannen die binnen komen knikken met een bescheiden lach naar me en proberen hun weg te vinden door de stapels en hoopjes kleding. Met gebrekkig engels en wat handen- en voetenwerk proberen we te communiceren over de benodigdheden en maten. Ik leg ze uit dat een warme jas belangrijker is dan een ‘mooie’ jas door de strenge winter die Nederland zou kunnen brengen. Ik zoek met ze door de enorme berg spijkerbroeken voor de juiste maten. Zodra ze compleet zijn geef ik de mannen een grote tas om alles in te doen en ik krijg de meestzeggende glimlach ooit toegespeeld. Een dankbare glimlach met onderdanige, neergeslagen ogen en hun hand op hun hart. Een gebaar met zoveel emotie en betekenis dat ik de brok in mijn keel voel opkomen en me direct schuldig voel over mijn eerdere ongewilde gedachten. Ik zie hier mensen die het vroeger goed hadden, het slachtoffer zijn geworden van de machtigen van de wereld, nu gedwongen tweedehands onderbroeken moesten uitzoeken en mij hiervoor bedanken alsof ik dit allemaal in werking had gezet. Ik vraag mij vervolgens af hoe ik met deze situatie om zou gaan. Zou ik mijn standaarden zo gemakkelijk kunnen verlagen, zeg maar gerust laten kelderen? Ik bedoel, ik durf de kleding amper aan te raken, zou ik er ook zo dankbaar voor zijn om het te mogen dragen? Ik schat in dat ik heel veel drempels zou moeten overbruggen om op het niveau van acceptatie te komen van deze mannen…
Ik vind mijn draai snel en heb lol met de mannen die langskomen. Ik heb contact met tientallen mannen in die vier uur dat ik er door breng en ze zijn allemaal even open en dankbaar. Ok, ik maak drie mannen mee waarmee ik niet echt contact krijg. Of dit schuwheid is, arrogantie, slechte bedoelingen of geloof, die drie vallen in het niet bij alle warmte die ik ervaar. Er zitten een paar clowns tussen de groep die meerdere malen even komen kijken of er iets bruikbaars binnen is gekomen. Ik versta ze niet maar ik zie dat ze lol hebben en elkaar in de zeik nemen met de vierdelige kostuums die ik op heb gehangen. Ik lach met de tranen drukkend achter mijn ogen om de kracht van deze mannen, de kracht om zo een ellendige situatie om te zetten naar een grap. Ze leren mij woordjes en lachen om mijn uitspraak terwijl ik weemoedig meelach. Ik kan er niks aan doen. Ookal geniet ik intens van dit moment, het moment dat ik daadwerkelijk mijn aandeel kan hebben in het welzijn van deze mensen, ik word tegelijkertijd verstoord door de emoties van alle reacties die ik de afgelopen dagen gelezen heb. Hoe kan het nou zo ver gekomen zijn dat er een groep burgers is ontstaan die zich tegen deze mensen keert? Ik werk de rest van de dag met een knoop in mijn maag door dit realiteitsbesef.
Halverwege de dienst is het lunchtijd en mag ik een kopje thee en broodje gaan halen. Ik loop van de squashbanen door de kantine om naar de personeelsruimte te gaan maar word overvallen door een meisje dat zich aan me vast klampt. Ik zag haar vanuit mijn ooghoeken naar me toe rennen en voordat ik het wist werd ik aan mijn been naar buiten getrokken richting het springkussen. Ze gebaart dat ik mee moet en ik vraag aan de begeleidster of ik erop mag. Zij stemt in en ik trek mijn schoenen uit. Een paar minuten later vind ik mijzelf springend en lachend met drie kinderen om me heen. Ze lachen, gieren, brullen terwijl ze tegen me op springen en zich aan me vasthouden. Ik word van de glijbaan afgedwongen en even voel ik mij net zo kind als hun. Het liefst zou ik de hele dag met ze blijven spelen, al kon ik maar een uurtje alle herinneringen bij ze wegnemen. Maar ik moet door, duty calls. Dus ik gebaar dat ik snel moet eten en geef het meisje een aai over haar bol. Dit afscheid accepteert zij kennelijk niet en springt vanaf het kasteel om mijn nek en geeft me een dikke intense zoen op mijn wang. Ik schiet uiteraard direct vol en houd met moeite de tranen binnen terwijl ik haar zachtjes op de grond zet en een dikke knuffel terug geef. ‘Kon ik je maar redden’ denk ik bij mezelf en loop snel weg voordat ik mijn emoties echt verlies. Ik werk snel mijn lunch naar binnen om weer terug te kunnen gaan naar mijn plek. Mijn werkzaamheden zijn zo dankbaar dat ik zou willen dat ik meer kon doen. Dat ik misschien meer de tijd had om me in hun verhaal te verdiepen. Ze beter een hart onder de riem te kunnen steken. In plaats daarvan besluit ik zoveel mogelijk met ze te lachen en van bruikbare spullen te voorzien. Ik had alles zo overzichtelijk mogelijk gesorteerd maar tijdens mijn korte pauze was dat uiteraard geëxplodeerd. Ik besluit alles toch weer recht te leggen omdat ik zo mijn functie als ‘personal shopper’ beter uit kan voeren. Ik begin in een hoekje bij de schoenen omdat het op dat moment best druk is en ik niemand in de weg wil lopen. Na het rechtzetten van de helft van de voorraad schoenen, draai ik mij om en zie ik dat er drie man aan het helpen is om de rest recht te leggen. Ze geven me een knipoog en gaan stug verder met het uitsorteren en rechtleggen van alle kleding, jassen en schoenen die in de zaal aanwezig waren. Mijn geluk kon niet op. Niet alleen waren deze mannen erg dankbaar en vriendelijk, ze waren ook erg respectvol en behulpzaam. ‘Zoals een man hoort te zijn’ zou ik zeggen, gewone mannen dus. Waarom dit voor mij dan zo’n geluksmomentje was? Omdat mijn verwachting werd bevestigd. Mijn verwachting dat ook dit volk uit ‘gewone’ mensen bestaat. Mensen zoals jij en ik. Mensen met goede gewoontes en minder goede gewoontes. Een ‘goed’ volk waar gewoon rotte appels tussen zitten. Ik slaak een zucht en ben dankbaar dat mijn vertrouwen in de mensheid na deze situatie is hersteld. Dat ik niet meer (onbewust) bang hoef te zijn naar aanleiding van de mediaberichten.
Als ik hier nog een conclusie aan vast zou mogen knopen zou ik zeggen dat de vluchtelingensituatie oprecht een noodsituatie is. Dat deze mensen écht hulp nodig hebben en in deze situatie gedwongen zijn, dat ze wel anders gekozen hadden als die keus er was geweest. Wel ben ik van mening dat Nederland, of misschien Europa in zijn geheel, ontzettend heeft gefaald in haar beleid en controle. Dat er hierdoor enkele mensen binnenkomen die kwade zin hebben of enkel willen profiteren? Absoluut. En daar moeten we ons zeker zorgen over maken of misschien wel voor een beter beleid van het kabinet in opstand komen. We moeten absoluut opkomen voor onze rechten van de mensheid in het algemeen. Maar we mogen nooit, maar dan ook nooit, die grote meerderheid die óók gedupeerde is van de falende politiek en die onze hulp wél nodig heeft, buiten sluiten!!